Nu aan de slag

Voerspoor

Filter op veesoort

‘Je bent wat je eet’, en dat geldt ook voor dieren. Het rantsoen dat een dier krijgt, beïnvloedt de emissies van het dier. Te veel eiwit in het rantsoen kan bijvoorbeeld leiden tot onnodig nutriëntenverlies in de vorm van ammoniak. Emissiereductie via voer- en/of rantsoenmaatregelen is dus mogelijk. 

Dit zogenaamde voerspoor vereist weinig investeringen en kan de voerefficiëntie verbeteren. De oplossingen zijn daardoor zelfs vaak rendabel. Uitontwikkelde voer- en rantsoenoplossingen kunnen dus in potentie snel worden uitgerold. Dit vereist wel een goede samenwerking tussen veehouders, veevoerpartijen en onderzoekers.


Graslandmanagement

Bij melkvee is gras een belangrijke basis van het rantsoen. Graslandmanagement is daarbij bepalend voor de kwaliteit van het verse en ingekuilde gras. Vanuit eerdere onderzoeken is bekend dat de verteerbaarheid en het eiwitgehalte bepalende factoren zijn voor methaan- en ammoniakemissies. Als vuistregel voor de relatie tussen ruw eiwit en ammoniakreductie kun je hanteren: 1 g ruw eiwit per kg droge stof minder is 1% minder ammoniakuitstoot.


Zuurstofvrij kuilen

De hoeveelheid methaan die een koe produceert, hangt nauw samen met de verteerbaarheid van het rantsoen. Jong gras levert minder emissies op dan oud gras met meer stengel. Een zuurstofdichte afdekking van een graskuil behoudt de kwaliteiten van het jong gras het beste, de conservering verloopt dan sneller. Zuurstofvrij kuilen vermindert zo ook de methaanemissie uit de pens na voeren van het rantsoen.

Rantsoen melkvee

Meer weidegang

Weiden zorgt ervoor dat urine en mest niet met elkaar vermengen, waardoor er minder ammoniak ontstaat. Vers gras heeft de beste verteerbaarheid, beter dan van graskuil of gemaaid gras. Koeien laten grazen in de wei leidt door de goede verteerbaarheid en specifieke eigenschappen van vers gras tot minder methaanemissies. Onderzoeken laten zien dat een rantsoen van weidegras in plaats van kuilgras een emissiereductie van methaan van 10-30% kan opleveren. Ook zomerstalvoeding (voeren van vers gras in de stal) levert tot 20% minder methaanemissies op vergeleken met een rantsoen van kuilgras. In het voorjaar zijn de verschillen in emissies tussen de rantsoenen het grootst. Weidegang is opgenomen op de RAV-lijst.

Verteerbaarheid verhogen: vers gras

Jonger gras heeft minder structuur en is daardoor beter verteerbaar. Een hoge verteerbaarheid vermindert de methaanemissie. Een veehouder kan methaanemissies dus verminderen door gras jonger te maaien. 

Een aandachtspunt hierbij is dat het RE-gehalte vaak hoger is bij jonger gras. Het optimum verschilt per bedrijf en per rantsoen. Hier vindt nog verdiepend onderzoek plaats. 


Behandeld lijnzaad toevoegen

Het vet in lijnzaad reduceert methaanvorming in de koe, maar een goede balans is belangrijk. 2-3% meer vet toevoegen aan het rantsoen levert probleemloos 15% lagere methaanemissie op. Bij meer dan 3% meer vet verteert een koe het voer minder goed en daalt de melkproductie.  


3-NOP toevoegen

Er zijn verschillende voeradditievenVoeradditieven:
Toevoegmiddel in het voer van dieren. Een additief wordt (meestal in kleine) hoeveelheid toegevoegd aan het voer om een bepaald effect te bereiken. Bepaalde voeradditieven kunnen voor reductie van emissies zorgen.
die methaanvorming in de pens kunnen beperken, waaronder de organische verbinding 3-NOP. De merknaam hiervan is Bovaer. Dit additief heeft geen effect op de ammoniakvorming, maar realiseert wel een bewezen reductie van methaanemissie met 20 tot 30%. De precieze werking is afhankelijk van het rantsoen van de koe. Reeds in 2021 heeft de Europese voedselveiligheidsautoriteit EFSA beoordeeld dat het toevoegen van 3-NOP geen risico’s heeft voor diergezondheid en/of milieu. 3-NOP is inmiddels ook officieel goedgekeurd door de Europese Commissie en mag gevoerd worden aan melkkoeien. Royal Friesland Campina startte na goedkeuring direct een pilot met circa 200 melkleveranciers, in samenwerking met DSM en Agrifirm. Als de resultaten positief zijn, zal het gebruik van dit additief verder worden uitgerold in 2023. 

Rantsoen varken

Benzoëzuur toevoegen    

Benzoëzuur kan in een concentratie van 0,5-1,0% aan het voer worden gevoerd. Benzoëzuur verzuurt de urine, wat een remmende werking heeft op de vorming van ammoniak. Verder heeft het een positieve werking op de voederconversie en op reductie van methaan. Benzoëzuur is opgenomen op de RAV-lijst. 


Minder eiwit 

Bij een overmaat aan eiwit in het rantsoen gaat dit verloren in de vorm van ureum. Door het verlagen van het eiwitgehalte daalt de ureumuitscheiding via de urine en daardoor de ammoniakvorming. Er is tegelijkertijd geen effect op de methaanemissie. Verlaging van het eiwitgehalte in het rantsoen is opgenomen op de RAV-lijst. De oplossing wordt vooral veel toegepast bij vleesvarkens.

Lopend onderzoek: Voeronderzoek

Meer weten over de lopende onderzoeken van voerspoor. Lees verder op pagina 13.

Nu aan de slag

Dierspoor