Het onderzoek

Mestonderzoek

Lopende onderzoeken

Filter op veesoort

Ontwikkelen en toepassen 

Emissiebeperking in de mestopslag staat aan het einde van een integrale aanpak op boerderijniveau. Tegelijkertijd is mest een waardevolle grondstof om bodem en gewassen te voeden. Bij het zoeken naar werkbare reductieoplossingen dient dus ook nadrukkelijk rekening te worden gehouden met mest als belangrijke grondstof.

Methaan (uit mest) oxideren

Opgeslagen mest produceert continu lage hoeveelheden biogas, waarvan meer dan de helft uit methaan bestaat. Het is mogelijk om dit methaan minder schadelijk te maken door het te oxideren, oftewel te laten reageren met zuurstof. Het methaan wordt dan omgezet naar koolstofdioxide, dat een ca. 25 keer kleinere impact op het broeikaseffect heeft. Door de methaan af te vangen uit afgesloten mestopslagen kan ammoniakemissie uit opgeslagen mest met ca. 90% worden verminderd (afdekkingseffect) en tegelijkertijd de methaanemissie met 60-98% (afhankelijk van welke van de drie oxidatietechnieken wordt gekozen). 


Methaan kan worden geoxideerd door verbranding (1. thermische oxidatie oftewel affakkelen) of met behulp van bacteriën (2. bodemfilter en 3. biofilter).


De drie technieken verschillen onder andere in kostprijs, benodigde vergunningen, onderhoud en werking. Binnen Integraal Aanpakken is de afgelopen jaren al veel ervaring opgedaan met het installeren en functioneren van de oxidatie-installaties op veehouderijbedrijven. 


Tot 2024 wordt de praktische implementatie van de drie vormen van methaanoxidatie nog onderzocht via pilots. Een grote uitdaging is methaanoxidatie-installaties aan te sluiten op bestaande types mestopslagen. Daarom worden in het onderzoek de typen methaanoxidatie ook bij verschillende typen mestopslagen onderzocht. Een voorbeeld is een bodemfilter bij mestopslag in kleine mestzakken. Daarnaast wordt in een ander Integraal Aanpakken project verkend of het mogelijk is om ook methaan in kelder- of stallucht te oxideren.   

Mest koelen

Het verlagen van de temperatuur in de mestkelder of in een externe opslag is een methode om emissies te verminderen. De enzymatische omzetting van ureum naar ammoniak door urease is trager bij lagere temperaturen. Van methanogene bacteriën (bacteriën die methaan produceren door methanogenese) weten we uit eerder onderzoek dat ze bij een temperatuur onder de 8°C nagenoeg niet actief zijn. Hierbij kan de restwarmte idealiter worden gebruikt voor andere processen (zoals verwarming of het drogen van gras of mest). 


Er zijn indicatieve emissiemetingen uitgevoerd in twee melkveebedrijven. De tussentijdse resultaten bij deze bedrijven zijn (nog) niet eenduidig. Momenteel wordt onderzoek gedaan naar een koelingssysteem dat drijfmest buiten de mestkelder tot een gewenste temperatuur brengt en de gekoelde mest vervolgens in de mestkelder terugpompt. Dit kan efficiënter zijn. Tot zeker 2025 moet meer ervaring worden opgedaan met de implementatie van de verschillende toepassingen van koeling in de praktijk. 

Mest aanzuren

Het toevoegen van zuren verlaagt de pH van de mest. Hierdoor stopt de omzetting van ammonium in ammoniak. Ammoniakemissies uit opgeslagen mest kunnen door aanzuren verminderd worden met 40-65%, methaanemissie met 50-90%. Het werkelijke effect op de emissies is afhankelijk van het type zuur en de toegevoegde hoeveelheid. In Denemarken en de Baltische Staten is er veel praktijkervaring met deze techniek. In Nederland zijn een aantal potentiële belemmeringen voor toepassing: mogelijke corrosie van beton, zwaveloverschot bij bemesting en veiligheid rond de vorming van waterstofsulfide. 


Op dit moment wordt er gewerkt aan een publicatie met een overzicht van de stand van zaken van deze techniek, de aard van de mogelijke belemmeringen voor toepassing in Nederland (biofysisch, institutioneel en economisch) en mogelijke ontwikkelrichtingen om die belemmeringen weg te nemen. Daarna zal worden bekeken of het nuttig is pilots op te starten.


Verdunde mest aanwenden

In een advies van de Commissie Deskundigen Meststoffenwet is geschat dat het verdunnen van mest voor aanwending met 0,5 deel water op 1 deel mest leidt tot een ammoniakemissiereductie van 20-30%. Dit geldt bij zodenbemesting van grasland op zandgrond. De onzekerheid is nog groot; verdere onderbouwing via veldonderzoek is nog nodig. Door verdunning infiltreert de dunne mest mogelijk sneller in de grond en wordt de ammoniakale stikstof (TAN) concentratie in de mest lager, waardoor mogelijk de ammoniakemissie vermindert.

Maar door het grotere volume mest dat moet worden toegediend voor eenzelfde stikstofgift bestaat ook een risico dat de ammoniakemissie toeneemt en dat daardoor een mogelijke reductie door verdunning (deels) weer teniet wordt gedaan. 


Binnen Integraal Aanpakken loopt een meerjarig onderzoek om de emissies van verdunde mest aanwenden in de praktijk te meten. Het is belangrijk om dit meerdere opeenvolgende jaren te onderzoeken, zodat ook effecten van verschillende weersomstandigheden kunnen worden meegenomen. 

Additieven toevoegen

Momenteel voegen sommige Nederlandse melkveehouders middelen aan de mest toe om verschillende processen te verbeteren of te stoppen. Er is echter nog niet veel bekend over de daadwerkelijke effecten op de emissies. Cijfers over de mogelijke emissiereductie kunnen daarom niet gegeven worden.


Om de claims over mestadditieven te kunnen onderzoeken hebben Wageningen Livestock Research en Monteny Milieu-advies in het kader van Integraal Aanpakken een pottenproef ontwikkeld. Als de resultaten van de pottenproef positief zijn, is het vervolgens noodzakelijk om mestadditieven in de praktijk te testen. 

Integraal aanpakken

in de keten