Achtergrond en opzet

van het onderzoek

Gezamenlijke opgave

De klimaatopgave gaat alle sectoren in Nederland aan, dus ook de veehouderij. In het KlimaatakkoordNationaal Klimaatakkoord:
Een verzameling van maatregelen die het kabinet-Rutte III in juni 2019 aankondigde. Doel is de uitstoot van koolstofdioxide te verminderen en zo de Nederlandse bijdrage aan wereldwijde klimaatverandering te beperken. Meer dan 100 partijen (overheden, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties) hebben in 2019 gewerkt aan de maatregelen waarmee Nederland zijn CO2-uitstoot bijna halveert vergeleken met 1990.
zijn afspraken gemaakt om de emissies in Nederland met 49 megaton CO2-equivalenten te verminderen. Voor vijf sectoren zijn afspraken gemaakt: elektriciteit, gebouwde omgeving, industrie, mobiliteit en landbouw en landgebruik. Voor de veehouderijsector is het gezamenlijke streven om in 2030 de emissie van broeikasgassen in de veehouderij te hebben verminderd met 1,2 tot 2,7 megaton CO2-equivalenten. Zo draagt de landbouw bij aan het realiseren van de klimaatdoelstellingen in Nederland én wereldwijd. 

Samen met en voor de praktijk

Om de veehouderij verder te verduurzamen en de klimaatdoelen in 2030 (en daarna) te halen, is nieuwe kennis nodig. Kennis over managementmaatregelen of mogelijkheden om emissies van broeikasgassen te verminderen en de bedrijfsvoering te optimaliseren. Kennis die samen met en voor de praktijk moet worden ontwikkeld. Het ministerie van LNV financiert daarom vanaf 2018 het Onderzoek Veehouderij & Klimaat. De klimaataanpak past goed binnen de visie van het ministerie van LNV: als landbouwsector samen de omslag maken naar een landbouw die kringlopen sluit. Een landbouw die verliezen via emissies en reststromen beperkt en op een duurzame wijze voldoende, goed en veilig voedsel produceert, met een goede beloning voor de boer.

Integrale aanpak

Overheid en bedrijfsleven trekken in het onderzoek samen op om in de praktijk te onderzoeken hoe de emissie van broeikasgassen in de veehouderij kan worden verminderd. Een integrale aanpak staat in het onderzoek voorop: naast methaan is er aandacht voor het meten en reduceren van ammoniak- en andere milieuemissies. Een duurzame toekomst voor de veehouderij betekent immers dat ook andere noodzakelijke opgaven en doelen worden gehaald. 

Eerste resultaten bekend 

Het onderzoek is begin 2018 gestart. In verschillende onderzoeken zijn op veehouderijbedrijven de methaan-, ammoniak- en andere emissies gemeten, meetsystemen getest en is het effect van bepaalde reductiemaatregelen gemeten. Efficiëntie, haalbaarheid en rentabiliteit van de emissiereducerende maatregelen staan daarbij voorop. Om de invloeden van de seizoenen in het onderzoek mee te nemen, duren de metingen op veehouderijbedrijven een volledig jaar. Op dit moment zijn de meeste resultaten van de onderzoeken bekend die in 2018 en 2019 zijn gestart. Er zijn nog geen resultaten beschikbaar van de onderzoeken die in 2020 zijn gestart. 

Wie zijn betrokken bij het onderzoek?

Het onderzoek is uitgevoerd door Wageningen Livestock Research (WLR), onderdeel van Wageningen University & Research (WUR). Bij het uitvoeren van het onderzoek werkt WUR nauw samen met partijen uit de veehouderijsector in Nederland. Veehouders hebben een belangrijke rol: zij denken mee over het onderzoek, de uitvoerbaarheid in de praktijk, lieten hun koeien en stallen meten en testen mogelijke oplossingen. Naast veehouders zijn ook de volgende organisaties betrokken bij het onderzoek: Agrifirm, CLM, Keten Duurzaam Varkensvlees, LTO projecten, Monteny Milieu-advies, Oonkay en Schuttelaar & Partners. Het onderzoek is gefinancierd door het ministerie van LNV.

Deelnemende veehouderijbedrijven

Met het oog op representatieve metingen en een goede praktische uitvoering, zijn een aantal criteria gehanteerd bij de selectie voor de deelnemende veehouderijbedrijven. De criteria waren o.a. een stal- en mestsysteem dat tenminste 6 maanden in bedrijf is, minimaal 80% bezettingsgraad van de stal, een op zichzelf staande stal met symmetrische dwarsdoorsnede en geen samenstel van oude en nieuwe gedeelten en geen verstorende bronnen van ammoniak, methaan of kooldioxide in de buurt zoals andere stallen of mestopslagen. En uiteraard is het ook belangrijk dat de agrarische ondernemer openstaat voor wetenschappelijk onderzoek en daarover wil meedenken.


Op het volgende veehouderijbedrijven heeft het onderzoek plaatsgevonden:

  • 18 melkveebedrijven

    - 13 melkveebedrijven door WUR;  - 5 melkveebedrijven door CLM;
    - Van de 18 hadden 2 bedrijven MRIJMRIJ:
    Maas-Rijn-IJsselvee is de benaming van een rundveeras. Het MRIJ is een dubbeldoel ras: de MRIJ runderen hebben een goede melkproductie met een hoog eiwitgehalte, met daarnaast een prima vleesproductie.
     koeien;
    - Van de 18 hadden 6 bedrijven een dichte vloer, de overige een roostervloer
    - Van de 18 waren 5 Koeien en Kansen deelnemers; Koeien en Kansen is een netwerk van o.a. melkveebedrijven dat de effectiviteit en uitvoerbaarheid van (voorgenomen) mest- en milieuwetgeving toetst, evalueert en verbetert; 

  • 2 geitenbedrijven; 
  • 2 rosékalverbedrijven (rosé Rosé(kalverbedrijven):
    Dit zijn kalveren die worden gehouden voor de vleesproductie. De kalveren krijgen melk en ruwvoer. Het rantsoen maakt dat het vlees van de kalveren een wat rossige kleur heeft vergeleken met kalveren die alleen melk krijgen.
    );
  • 2 varkensbedrijven.