Soorten broeikasgassen

Er zijn verschillende soorten broeikasgassen, waaronder koolstofdioxide (CO₂), methaan (CH4), lachgas (N2O) en waterdamp (H2O in gasfase). Het ene broeikasgas is sterker dan het andere. 

De veehouderij produceert de volgende broeikasgassen: koolstofdioxide, methaan en lachgas. Deze drie broeikasgassen ontstaan elk op een verschillende manier.

1

Koolstofdioxide / kooldioxide (CO2)

Ontstaat bij het verbranden van fossiele brandstoffen (zoals olie, gas en kolen) voor energieopwekking. Vanuit de landbouwsector zet met name de tuinbouw in op de reductie van de uitstoot van CO2.  


Veehouders doen ook aan energiebesparing en wekken veel duurzame energie op. RVO gaf in 2020 aan dat de sector meer duurzame energie opwekt, dan dat er energie wordt gebruikt

2

Methaan (CH4

Ontstaat bij het verteren van het voer door micro-organismen in het maagdarmkanaal (pens- en darmfermentatie) en bij het opslaan van mest in de mestopslag. De koe ademt het methaan uit of laat deze door te boeren ontsnappen. Ook andere dieren (en mensen) stoten methaan uit bij de vertering van voedsel.

3

Lachgas (N2O)

Ontstaat bij bemesting van de bodem en bij het opslaan van mest in de mestopslag. Lachgas wordt geproduceerd door micro-organismen. Uiteraard komt lachgas niet alleen vrij in de veehouderij, maar bijvoorbeeld ook bij bemesting van de bodem in de akkerbouw.

In het Klimaatakkoord is voor de veehouderijsector afgesproken om in 2030 de emissie van broeikasgassen in de veehouderij te hebben verminderd met 1,2 tot 2,7 megaton CO2-equivalenten, waarvan 1 Mton via methaan.

CO2-equivalenten

De uitstoot van de broeikasgassen wordt meestal uitgedrukt in CO2-equivalenten, afgekort CO2-eq. Dit is een rekeneenheid om de bijdrage van broeikasgassen aan het broeikaseffect onderling te kunnen vergelijken. Het is gebaseerd op het ‘Global Warming Potential’ (GWP)‘Global Warming Potential’ (GWP):
De mate waarin een broeikasgas bijdraagt aan het broeikaseffect. GWP is een relatieve maat. GWP geeft het vermogen tot het opwarmen van de aarde van een broeikasgas aan, vergeleken met koolstofdioxide, CO2. Oftewel, het opwarmingsvermogen in een periode van 100 jaar van 1 kg van het gas ten opzichte van 1 kg CO2. De GWP wordt vastgesteld door het internationale klimaatpanel van de Verenigde Naties (IPCC). De GWP van methaan is bijvoorbeeld vastgesteld op 25: de uitstoot van 1 kilogram methaan heeft evenveel effect als 25 kilogram CO2.
: de mate waarin een gas bijdraagt aan het broeikaseffect. De GWP wordt vastgesteld door het internationale klimaatpanel van de Verenigde Naties (IPCC). Methaan is een sterk broeikasgas en heeft in de emissieregistratie op dit moment een GWP van 25. Dit betekent dat een kilo methaan net zo veel effect heeft op de opwarming van de aarde als 25 kilo koolstofdioxide (CO₂). Lachgas is 298 keer sterker opwarmend dan CO₂. De GWP-waarde voor broeikasgassen wordt af en toe geactualiseerd op basis van de nieuwe wetenschappelijke inzichten. De zuivelsector rekent met een GWP van 34, op basis van meer recente IPCC-rapporten dan de Nederlandse emissieregistratie gebruikt. 

Broeikasgassen

en de Nederlandse veehouderij

Broeikaseffect en klimaatverandering

Van nature komen broeikasgassen zoals CO2 voor in de atmosfeer. Deze gassen zorgen ervoor dat de warmte van de zon wordt vastgehouden: het broeikaseffect. Zonder deze broeikasgassen is er geen leven op aarde mogelijk: de temperatuur zou gemiddeld -180C zijn. In de afgelopen 250 jaar zijn door menselijke activiteit veel meer broeikasgassen in de atmosfeer gekomen. Dit zorgt ervoor dat er extra warmte wordt vastgehouden: het versterkte broeikaseffect. Het resultaat is dat de aarde opwarmt en het klimaat verandert. Klimaatverandering heeft over de hele wereld grote gevolgen voor mens, natuur en milieu. De mens is de belangrijkste oorzaak van opwarming van de aarde: door gebruik van fossiele brandstoffen (kolen, olie, gas), ontbossing en landbouw.